Verhalen over vampieren zijn zo oud als de mens zelf,er doen zat verhalen en legendes de ronde.
Ik wou daar een artikel over plaatsen die ik voor het gemak indeel in twee stukken.
We beginnen bij de oudheid:
In India kende men vampiergoden, vreeswekkende, bloeddorstige wezens, waarvan Kali de bekenste is.
Al zeshonderd jaar voor onze jaartelling kwam haar naam in oude geschriften voor, waarin haar scherpe hoektanden beschreven werden.
Kali was zowel geliefd als gevreesd.
Zij is de godin van ziekte, oorlog en dood.
Om haar te vriend te houden, bracht men haar bloedoffers, meestal geiten, want ze was dol op bloed.
In een gevecht had zij eens de demon Raktavija verslagen met een speer en daarna zijn bloed gedronken.
Misschien herinner je je Kali uit films.(indiana jones and the temple of doom bijv)
De Babyloniers vreesden de vreselijke Lilith, een bloedzuigend bovennatuurlijk wezen, dat eveneens voornamelijk kleine kinderen en baby's leegzoog. Volgens Hebreeuwde (joodse) legenden was Lilith de eerste vrouw van Adam.
Zij verliet Adam en werd de koningin van demonen en boze geesten.
De Assyriers konden hun lol op met de Ekimmu, de geest van een overledene, een rondzwervende ziel zonder rust, die zijn slachtoffers in stukken scheurde, meer dan vijfduizend jaar geleden.
De vampier is eeuwen oud.
Hoe oud precies is niet na te gaan.
Afbeeldingen van bloedzuigende wezens zijn al gevonden op vierduizend jaar oude stukken aardewerk, die opgegraven werden in Perzie (het huidigde Iran) en Babylonie.
Andere Griekse bloedzuigers met vleugels waren de striges, vrouwen met een kraaienlichaam.
Zij waren een soort vampier-heksen en dronken het bloed van pasgeboren kinderen.
Volwassen mannen werden in hun slaap verrast door de striges, die alle energie uit hen zogen.
Ook hadden de oude Grieken al meer dan tweeduizend jaar geleden problemen met bloedzuigende godinnen. De lamia was een vreselijke vrouwelijke demon met vleugels, die kinderen verscheurde en leegzoog.
Bloeddrinkende geesten worden al beschreven in de Odyssee van Homerus, een boek uit de achtste of negende eeuw voor christus.
Odysseus, de Griekse held, offert schapen en vangt hun bloed op om daarmee geesten van doden op te roepen.
Nadat deze geesten het bloed hebben gedronken, krijgen zij tijdelijk hun kracht en energie terug.
Dit is wat er ook met een vampier gebeurd wanneer hij bloed drinkt.
Bloed is belangrijk voor de mens.
Zelfs de oermens kwam daarachter.
Als iemand doodbloedde, dan ging hij dood.
Dood werd gezien als een bron van het leven.
Met bloed konden ze ook de geesten en goden gunstig stemmen.
Daarom werden er ook zo veel geiten enzo geslacht. Hun bloed werd op de offerplaatsen gestort.
De middeleeuwen:
Slachtoffers van besmettelijke ziekten werden zo snel mogelijk begraven.
Het kwam weleens voor dat ze te vroeg werden begraven.
Artsen waren nog niet zo slim als nu en verklaarden mensen al dood, terwijl ze het nog niet waren.
Om te controleren of iemand dood was, hield men een spiegel of een veer voor zijn mond.
Besloeg de spiegel niet of bewoog de veer niet, dan nam men aan dat de persoon dood was en werd hij meteen begraven.
Een twijfelachtige methode op zijn best!
Mensen die ontwaakten, opgesloten in hun grafkist, raakten in paniek en probeerden zich een weg naar buiten te klauwen, waarbij ze zich tot bloedens toe verwondden.
Soms hoorden voorbijgangers vreemde geluiden op het kerkhof, gebonk, roepende stemmen, afkomstig uit de graven.
Ze dachten dat de doden tot leven kwamen, want wie eenmaal in zijn graf lag, moest immers wel dood zijn. Ze hadden dan ook weinig zin om te gaan onderzoeken wat die geluiden precies betekenden.
Wanneer weken later het (familie)graf werd geopend, vond men daar het lichaam, bedekt met vers bloed.
Dus geloofde men dat de overledene een vampier was en dat het bloed van een slachtoffer was.
Vervolgens werd een houten staak door zijn hart geslagen of zijn hoofd afgehakt.
De "levende dode" was dan eindelijk uit zijn lijden verlost.
In de veertiende en vijftiende eeuw woedden er geregeld vreselijke besmettelijke ziekten als cholera en de pest in Europa.
Mensen die aan deze ziekten leden vermagerden flink en zagen er bleek en uitgemergeld uit.
Al gauw werd er dan gedacht dat ze levende doden waren.
In Engeland in de twaalfde eeuw schreven de monikken (in het Latijn) het Historia Rerum Anglicarum (Geschiedenis van Engeland).
Het werd in 1196 geschreven door William of Newburgh en er stonden allemaal verhalen in over doden, die hun graven verlieten om op zoek te gaan naar bloed.
Deze levende doden werden "cadaver sanguisgus" (bloedzuigende lijken) genoemd, omdat men er geen ander woord voor wist.
De naam vampier was toen nog niet bekend.
Belangrijk is, dat Groot-Brittannie het land is waar vampirisme voor het eerst in Europa beschreven werd. Misschien is het daarom niet zo verwonderlijk dat de invloedrijkste films over Dracula in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw daar werden gemaakt.
In de elfde eeuw deden in Europa verhalen de ronde over doden, die buiten hun graven waren gevonden en blijkbaar op eigen kracht uit hun kisten waren gekropen.
Daarover wordt verslag gedaan in een boek uit 1818: Dictionaire Infernal (Het duivelsde woordenboek), geschreven door de Fransman Jacques Albin Simon de Plancy.
Tot zover dit artikel
Angelus